Groenlof is een oud groentegewas, dat in veel Zuid- en Middeneuropese landen wordt geteeld en het miden houdt tussen andijvie en witlof. Groenlof is een omvangrijk bladgewas: vanuit een relatief dunne wortel ontwikkelt zich een naar de kop toe breed uitgroeiende krop. Het komt vaak voor dat zich alleen een breed uitwaaierende bladrozet vormt. In tegenstelling tot witlof vormt de krop zich tijdens de vegetatieve fase, in het eerste groeijaar, en niet in de generatieve fase, in het tweede groeijaar. De alternatieve benaming – suikerij en suikerbrood – suggereert een zoete groente, maar dit is niet zo. Groenlof kan soms zelfs behoorlijk bitter smaken, al blijft de smaak milder dan die van witlof. De teelt van groenlof is eenvoudig en lukt op de meeste grondsoorten. Bemesten moet mondjesmaat gebeuren. De gevoeligheid van groenlof voor doorschieten bij lage temperaturen maakt dat men niet eerder dan half juni moet zaaien, hoewel de jonge plantjes al vroeger in perspotjes onder warm glas opgekweekt kunnen worden. Zaaien in geultjes op 30 à 35 cm afstand van elkaar. Wil men jong, maar erg bitter, blad oogsten, dan tamelijk dik zaaien. Men krijgt echter een veel smakelijker bladgroen, als dun wordt gezaaid en later de planten in de rijen tot op 25-30 cm worden gedund, zodat het langwerpige kroppen worden. Los jong blad kan al een maand na zaaidatum worden geoogst, maar de ontwikkeling van een krop vraagt wat meer tijd (drie maanden). De geelwitte bladeren in het hart van de krop zijn het lekkerst. Groenlof wordt meestal onder de benaming ‘(Vroeg zelfsluitend) Groenlof’ , ‘Suikerij’, ‘(Verbeterd) Suikerbrood’ of ‘Zuckerhut’ aangeboden, zonder vermelding van een ras. Tot dusver zijn de zaden zeer heterogeen van samenstelling gebleken, waardoor vaak geen of onvoldoende gesloten kroppen ontstaan. ‘Scarpia’ en ‘Poncho’ zijn twee rassen met goed sluitende kroppen. Deze groente wordt gebruikt in salades en typisch Italiaanse gerechten. Ze is ook verwant met de suikerij van Milaan en roodlof.
Groeten Christiaan